Water voor de dorstige

Wat deed God op de Pinksterdag? En wat doet Hij sindsdien nog steeds? Jesaja zegt, God zegt in vers 3:

Want Ik zal water gieten op de dorstigen, en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen.

Dus: Wie doet er iets? God. En God alleen. God zegt: Ik! Ik zal het doen. Dat begint trouwens al in vers 1:

Ik heb u, Mijn volk (Jakob en Israël) verkoren (zie ook Deuteronomium 7:7-8).

Pinksteren begint in de eeuwigheid, in het onbegrijpelijke plan van Gods verkiezend welbehagen. Waarin God, toen al, gezegd heeft: Ik zal het doen. We zien het ook in vers 2, weer is daar dat ‘Ik’:

Ik ben uw Maker, uw Formeerder, van de buik af. Met tere liefde heb Ik u gemaakt. En Ik heb u liefgehad, o Jakob, Mijn knecht, o, Jeschurun (dat wil zeggen: Mijn oprechte, Mijn beminde), die Ik uitverkoren heb. Ik zal het doen, Mijn volk! Met andere woorden: verwacht het nu niet van iemand anders.

Verwacht het nu niet van deze of gene dominee of ouderling. Verwacht het nu niet van uzelf, van die droge grond, van die dorstige woestijngrond. Want die zal van zichzelf nooit vruchtbaar worden. Ik, God, zal het doen. Wat een troost is dat, voor mensen die zelf niet meer weten hoe het moet. Voor die ballingen destijds in Babel en Assyrië. Maar ook nu voor geestelijke ballingen, die zo moeten inleven dor, vruchteloos, droog, arm en ellendig te zijn.

Ze roepen met de dichter van Psalm 143: Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig land (Psalm 143:6). Maar God zegt, hoor toch deze troost: Ik zal het doen. Wat dan? Wat zal de Heere dan doen? Wat doet hij op de Pinksterdag? Dit: water gieten op het dorstige en stromen op het droge. Ik (zegt God) zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen. Sommige mensen zien verschil tussen het dorstige, dat verlangt naar water, en het droge, dat nergens naar verlangt. Maar misschien is dat toch wat te gekunsteld.

Dominee Hellenbroek, bekend van zijn uitgebreide uitleg van de profetie van Jesaja, schrijver van het boek ‘de Evangelische Jesaja’, zegt in dit verband: ‘droogte veroorzaakt dorst, een droog land is ook een dorstig land (…) En bij alle dorst doet zich ook droogte voor. Deze twee uitdrukkingen mogen met elkaar verwisseld worden.’ Water zal Ik gieten. Zoals jij water giet op je moestuintje, op de grond in dat potje, waarin je zaadjes hebt gelegd. Water zal Ik, de Heere, gieten op het dorstige. En Mijn Geest zal Ik gieten op uw zaad. Nee, niet zoals jij dat doet, met zo’n klein pierig straaltje uit een gietertje. Maar Ik (zegt God) zal water gieten met stromen op het droge. Zo zal Ik Mijn zegen uitgieten op uw nakomelingen.

Met Pinksteren wordt de Heilige Geest, wordt de zegen van de Heilige Geest uit de hemel uitgegoten, als water op het droge, als stromen op het dorstige. Waarom zou de Bijbel de Heilige Geest vergelijken, soms met wind of adem, maar nu met water, met stromen van water? Hieronder leg ik het uit:

Wat doet water?

  1. Water wast in de eerste plaats schoon. Het is het werk van de Heilige Geest om vieze, door zonde bevuilde harten schoon te wassen. Zoals Paulus later zegt tegen de kinderen van God in de gemeente van Korinthe: U bent afgewassen, u bent geheiligd, u bent gerechtvaardigd, in de Naam van de Heere Jezus en (en dan komt het!) door de Geest van onze God (1 Korinthe 6:11). Water wast schoon.
  2. Water dringt overal door. Als je water giet op je moestuintje of in het potje waar je iets in gezaaid hebt, dan zie je dat dat water wordt helemaal opgenomen, dat wordt helemaal opgedronken. Het dringt door tot ieder plekje in dat potje. De Heilige Geest dringt door met Zijn werk in harten van mensen. En dat werk komt waar geen mens komen kan. Ik kan zeggen wat ik wil, maar mijn woorden komen tot aan uw oren. Maar de Heilige Geest dringt veel dieper door, tot in de binnenste delen van het menselijke hart.
  3. Water dringt overal in door. Water maakt het harde zacht. Als de grond in je moestuintje of in je potje droog en hard is en je giet er water op, dan wordt het zacht. Ons menselijke hart is van nature hart als steen. Als de Heilige Geest komt, dan wordt het harde hart zacht gemaakt. Dan gaat het smelten. Dan wordt het week van tranen van berouw en boetvaardigheid. Dat zie je op de Pinksterdag. Vijanden waren ze, bikkelhard. En nu? Nu huilen ze: Wat zullen wij doen, mannen broeders? (Handelingen 2:37) Water maakt het harde zacht.
  4. Water maakt vruchtbaar. Die zaadjes van je moestuintje, die pitjes in dat potje, die doen niets van zichzelf. Die liggen te liggen, maar er gebeurt verder niets. Totdat er water bij komt. Dan wordt de grond vruchtbaar, dan ontkiemt het zaad, dan komt er leven en groei. Wat is dat toch wonderlijk, wat is dat toch onbegrijpelijk: ineens komt er leven! Het zaad van het Woord in de preek van Petrus wordt gestrooid op de Pinksterdag. Maar het valt op keiharde grond, op de rotsachtige bodem van de hoogte van de bergen (Psalm 72:16), zo onvruchtbaar! Maar als de Heilige Geest komt (wat is dat toch wonderlijk, wat is dat toch onbegrijpelijk), dan komt er leven! Dan wordt de bodem van het hart door de Heere zacht en vruchtbaar gemaakt.
  5. Water verfrist en verkwikt. Als je je plantjes water geeft, dan hoor je ze als het ware zeggen: ‘Dank je, heerlijk fris, we hadden dorst’. Droogte veroorzaakt dorst. Dat geldt de grond, de aarde, maar dat geldt ons mensen ook. Er zijn ook geestelijk droge en dorstige harten. Mensen die zeggen: Heere, mijn ziel dorst naar U, in een land dor en mat zonder water (Psalm 63:2). Ik roep tot U, uit het land van de Jordaan en Hermon. Ik hoor het water, ik weet dat het er is, maar ik kan mezelf niet bij. Mijn ziel schreeuwt naar het genot van de frisse waterstromen, mijn hart verlangt naar U, o God (Psalm 42:2-3). Zo kan het voor het eerst zijn in het hart, als de Heere daarin werkt: ‘Heere, mijn ziel versmacht van dorst, maar ik zie geen water’. Zo kan het ook zijn in het leven van Gods kinderen, na eerder gekregen genade: ‘Heere, waar bent U? Mijn ziel, mijn hart is zo onvruchtbaar en droog. Mijn ziel dorst naar U! Neem toch Uw Heilige Geest niet van mij (Psalm 51:13)’. Er is maar één ding, dat het hart van zo’n geestelijk dorstig mens kan vervullen, het hart van zo iemand die hongert en dorst naar de gerechtigheid, naar de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. Waardoor het weer goed kan komen tussen God en zijn of haar hart. Eén ding: water! Want het zesde wat water doet is:
  6. Water lest dorst. Als je je plantjes water gegeven hebt, dan zie je ze als het ware denken: ‘Dank je, zo is het goed, zo is het genoeg. Mijn dorst is nu weer even over’. Ik moet denken aan wat de Heere Jezus zegt in Johannes 4:14: Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.Het is Pinksteren (geweest). God zelf geve u, die zo dorst naar God, naar de levende God, de vervulling van deze belofte. Zodat u het voor eigen hart en leven mag geloven en ervaren: Want Ik zal water gieten op de dorstigen, en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen. Geen druppels, maar stromen. Als een stroom, niet van een gietertje, maar als van een bruisende rivier: overvloedig en blijvend. Waardoor de woestijn gaat bloeien als een roos. Het volle hart stroomt ervan over.

Eerst was er een stroom van ongerechtigheden, toen was er in het hart een stroom van tranen van verdriet over de zonden, van droefheid naar God, en in Psalm 65 gaat het over een overstromende Godsrivier.

Een stroom van ongerechtigheden Had d’ overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden, verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren, Dien G’ uit al ‘t aards gedruis
Doet naderen en Uw heilstem horen, Ja, wonen in Uw huis.

De Godsrivier doet G’ overvloeien, En op ‘t bereide land,
Het nuttig koren welig groeien; Uw Goddelijke hand
Maakt d’ opgeploegde voren dronken, Tot uit de weke kluit,
Waar ‘t droppelend nat is ingezonken, Gezegend voedsel spruit.

Door: Ds. J. IJsselstein