Soli deo gloria
“En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer; En ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen.”
Romeinen 4:20,21
De vijfde en laatste pilaar van de Reformatie is het alles samenvattende en overstijgende ‘Soli Deo Gloria’, alleen aan God de eer.
Luther-Calvijn
De geestelijke worsteling van Maarten Luther begon met de vraag ‘hoe vind ik een genadig God?’ Later kwam Luther bij de vraag terecht ‘hoe komt God aan Zijn eer?’ Toch is het vooral Johannes Calvijn geweest die deze laatste vraag tot het wachtwoord van de Hervormers heeft gemaakt. Heel het werk van de reformator van Geneve was gericht op Gods eer en heerlijkheid. Zijn schrijven, leven, preken, alles wat hij deed en sprak was doortrokken met het besef van Gods eer. Zo begeerde hij al zijn kracht in de dienst van de Heere te besteden.
Aan het einde van zijn leven leed Calvijn aan verschillende ziekten die zijn lichaamskrachten hadden gebroken. Maar zelfs in de laatste weken van zijn leven was hij nog bezig met de laatste proef van de vernieuwde uitgaven van de Institutie. Op zeker moment werd de pijn zo hevig dat zijn beste vrienden hem smeekten om de laatste bladzijden niet meer door te nemen. Maar Calvijn wilde het verzoek van zijn vrienden niet honoreren, want het ging hem om het werk van zijn Meester. Het was zijn credo: ‘laat mij verteren, als ik maar nuttig ben.’ ‘Soli Deo Gloria’ was het doelgerichte verlangen van de reformatoren. Al hun krachten hebben ze gegeven aan het dienstwerk waartoe de Heere hen riep. Ze brachten in praktijk wat de Heidelbergse Catechismus leert: ‘Dat ik niet meer mijn, dat ik niet meer van mijzelf ben, maar het eigendom van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen heeft betaald.’
Abraham
Paulus wijst in het onderwijs van Romeinen 4 op Abraham. Ook Abraham, de stamvader van de Joden, werd door het geloof gerechtvaardigd. Abraham is daarmee de vader van alle gelovigen, uit Joden en heidenen. Nadrukkelijk zegt Paulus dat Abraham niet heeft getwijfeld. Dat is niet vanzelfsprekend. Zeker als je let op de weg die Abraham moest gaan. Wat hebben Abraham en Sara lang op de vervulling van Gods belofte moeten wachten. Abraham geloofde God! Heeft hij dan nooit getwijfeld? Nooit gezegd: ‘Heere, hoe kan een honderdjarige vader worden?’ Ja, zegt Calvijn, maar dat was een uitroep van verwondering. Abraham kon niet bevatten dat de Heere zo’n God van wonderen is. Ongeloof is iets anders dan de beloften en de daden van God niet begrijpen. Ongeloof stelt God onder kritiek. Het twijfelt aan Gods waarheid en macht. Maar Abraham heeft God de eer gegeven door God te houden voor Wie Hij is, namelijk een almachtig en betrouwbaar God. Hij was voluit verzekerd. Niet zelfverzekerd, maar zeker in God en Gods belofte. Zulk geloof is een wonderlijk werk van Gods genade. Geen mens heeft God meer verheerlijkt dan Abraham. In Abraham zien we wat het geloof ten diepste is en wat het behoort te zijn namelijk een vast vertrouwen op God en de waarachtigheid van Gods beloften. Abraham vond die sterkte niet in zichzelf, maar in een belovend God. Het geloof verlaat zich op God en Zijn belofte. De Heilige Geest werkt dit geloof en brengt de belofte nabij. Hij verzekert het hart dat de belofte waarheid is en dat niet alleen voor anderen, maar juist voor mij! In Hem geloven … dat noemt Paulus nu God de eer geven. ‘Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naad’ren van de dood, volkomen uitkomst geven.’
En ik?
‘Soli Deo Gloria.’ Hebt u, heb jij persoonlijk die hoge top bereikt? Gevende God de eer? Hebben we de eer van God lief? Leven wij een leven van ‘Soli deo Gloria?’ Wat ligt er een schuld. Wij, gevallen zondaren, missen het doel. Veel, alles komen wij tekort als het gaat over Gods eer. Dat geeft smart in het leven van overtuigde zondaren en dat blijft ook tot smart. Voor de kinderen van God zijn het de rijkste, gezegendste tijden, als zij zichzelf kwijtraken aan God en op vleugels van het geloof opvaren en gericht zijn op de eer en glorie van God. Jonathan Edwards schrijft: ‘de rijkste momenten van mijn leven waren niet die waarin ik worstelde met mijn eigen zaligheid, maar die waarin ik werd gebracht in de gemeenschap met God en Zijn schoonheid mocht aanschouwen en verlangde naar Zijn heerlijkheid.’ Het zijn de tijden waarin we belijden dat alles wat de Heere doet goed is. Ook in de wegen van beproeving en kruis: ´Hij is recht in al Zijn weg en werk, Zijn goedheid kent in het gans heelal geen perk.’
Weet u hoe Perzische tapijten zijn gemaakt? Degene die de tapijten weeft klimt op een stelling van twee á drie meter hoog terwijl zijn werkmensen onder hem staan met strengen van vele kleuren van garen. Vanaf de stelling roept hij tot de werkers om geel, bruin, groen en witte strengen en ja, soms ook om zwart. Hij maakt een patroon daar boven waar de werkmannen beneden niets van bewust zijn. Wanneer de werkmannen van beneden naar het tapijt kijken, dan is alles wat zij zien een warboel van draden en kleuren waar geen patroon in te ontdekken is. Maar zij moeten de strengen blijven aangeven op de wenken van de tapijtmaker tot op de dag dat de tapijtmaker zegt, ‘vrienden, kom hoger op.’ Als ze de ladder beklimmen en op de stelling komen en over de stelling rondlopen, dan wordt er gezegd van deze Perzische werkmannen dat zij altijd weer diep verwonderd zijn bij het zien van de patronen, de kleuren die de tapijtmaker heeft gemaakt. Dan zien ze dat er ook niet te veel, maar ook niet te weinig zwarte draden in het tapijt geweven zijn, maar dat elke draad, elke kleur precies op de goede plaats zit. Zo weeft de grote Tapijtmaker in het leven van Zijn kinderen de draden van ‘Sola Fide’, ‘Sola Gratia’, ‘Sola Scriptura’, ‘Solus Christus’ en ‘Soli Deo Gloria’. Hij trekt de draden volgens Zijn heilig en wijs patroon. Vertrouw toch de heilige Patroonmaker in Zijn werk, ook als Hij roept om de zwarte draden van beproeving, kruis en strijd. Ook als we niet begrijpen wat Hij doet en wij vrezen dat er te veel donkere draden gelegd worden. Het is dan zo waar wat de Heere zegt: ‘Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan’ (Johannes 13:7). Maar nochtans, door geloof alleen, door genade alleen, door de Schrift alleen, door Christus alleen, geloof ik dat alle dingen medewerken ten goede degenen die Hem liefhebben (Romeinen 8:28). Dat leven vanuit de erfenis van de Reformatie wens ik u, jou van harte toe. Het zal wat zijn als Hij straks zegt, ‘kom hoger op’, om dan samen met Abraham, Izak en Jacob; Luther, Calvijn en Zwingli; Edwards, Kohlbrugge en Spurgeon enz., met de schare die niemand tellen kan, het eeuwig uit te wonderen: ‘Soli Deo Gloria’.
Ds. W. Harinck