Herfst

“Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt.” Psalm 1:3

Elk jaarseizoen heeft de Heere tot stand gebracht. Ook de herfst. De tijd van vruchten verzamelen en van het vallende blad. Zo is ook ons leven. De gang van het seizoen is niet stil te zetten. Onze levenstijd gaat niet achteruit, maar immer vooruit. Naar de oogst. Het is zo dringend nodig ons leven te onderzoeken of er vruchten zijn van geloof en bekering. De tekst is uit het psalmboek. Sommigen noemen de psalmen een lusthof, een schatkamer, een apotheek voor Gods kinderen.
De levenservaring van licht en donker, van strijd en zegepraal. In Psalm 1 zien we een duidelijke scheiding tussen de rechtvaardige en de goddeloze. Het geluk van de mens, die niet wandelt in de raad van de goddelozen, noch staat op de weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters. Maar zijn lust is in des Heeren weg en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.
De goddeloze en de rechtvaardige worden gekend aan hun levensopenbaring. Wie zijn de rechtvaardigen? Zij zijn als een boom geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd. Hun blad valt niet af en al wat zij doen zal welgelukken. Dat wijst op het levensbegin, de levenskracht, de levensgroei en de levensvruchtbaarheid.

Het geplant zijn betekent letterlijk: gestekt worden. Afgesneden worden van de oude stam en ingeplant in een andere stam. Een nieuw begin dus. Van nature zijn we niet anders dan bomen in het afgaan van de herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven en ontworteld (Judas:12). En wij zullen dat blijven. Nooit is er op het droge zand van onze eigengerechtigheid of ongerechtigheid een goede boom gegroeid. We moeten afgesneden worden van de oude stam en overgeplant worden in de ware Wijnstok Jezus Christus.

De rechtvaardige is een planting van de Heere door Woord en Geest. De Heere Jezus zegt: Alle planten die Mijn Hemelse Vader niet geplant heeft, zullen uitgeroeid worden. Uit ons zal geen vrucht meer groeien.
De Heilige Geest ontdekt ons aan onze onvruchtbaarheid. Hij plant de levend gemaakte zondaar aan waterbeken. Hij plaatst hen aan de fontein van levend water. Die staat nooit droog. Die fonteinen van levend water zijn de genademiddelen. Het Woord van God dat spreekt van Jezus Christus als de fontein van levend water. Dat is een lamp voor de voet en een licht op het pad. Het zijn de vermakingen en raadslieden voor een ontdekte, verloren en hongerige ziel. Door het geloof wordt gedronken uit de Fontein van heil dat nooit vergaat. Door het geloof worden de levenssappen getrokken uit de troostvolle toezeggingen van het Evangelie dat spreekt van het werk van Jezus Christus als de Enige Zaligmaker.
Wie Hij is en wat Hij gedaan heeft en voor wie Hij Zijn leven gaf. In Zijn diepe vernedering heeft Hij hun schuld betaald. Hij heeft aan Gods recht volkomen genoegdoening gegeven in het dragen van de toorn van God. Hij heeft Zijn ziel als een schuldoffer gesteld om een gelukkige zondaar vrij te maken van de macht en heerschappij van de zonde en dood.
Zo is Hij hen oorzaak geworden van eeuwige zaligheid, gerechtigheid en heiligheid.
Alleen uit Christus ontvangt de zondaar, door het geloof, levenskracht en blijdschap. Uit het leven door en met het Woord zal de vrucht niet uitblijven. Er gaat kracht van Christus uit. Kracht om te strijden tegen de zonde en de verdorvenheid van de oude mens.

Kracht om te leven naar Gods weg. Kracht om te volharden en staande te blijven in de velerlei verzoekingen.
In het leven van Gods kinderen zijn nog zoveel onrijpe vruchten die de smaak, geur en kleur van Christus niet hebben. Dan gaat het nog zoveel om de mens. Dan zijn zij zo snel uit het veld geslagen. Dan zijn er nog zoveel twijfelingen, die het hart onrustig maken. Dan is er meer zien op omstandigheden en eigen geringheid en onwaardigheid dan te steunen op Jezus’ Woord. Jezus zegt: Ik heb U gesteld dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen.
Als het geloof vast ligt in het Woord van God, dan worden vruchten gedragen op zijn tijd. Dat zijn gerijpte, voldragen, volgroeide vruchten. Die kleuren, geuren en proeven naar Christus. Zij hebben zichzelf verloochend. Zij hebben geen gerechtigheid meer in zichzelf. Zij hebben niets meer om de Heere toe te brengen. Maar hebben alles van Hem nodig. Zij zijn bekleed met Christus gerechtigheid. Dat alleen is hun genoeg.

Dat is hun blijdschap en hun rust. Zij leren in tegenspoed geduldig te zijn, in voorspoed dankbaar en voor het toekomende een goed toevoorzicht op Zijn genade en trouwe zorg en laten zich door Zijn hand leiden.
Er is overal een tijd voor. Ook voor vruchtdragen. We mogen van jonge bomen niet dezelfde vruchten verwachten dan van oude bomen. Het jonge geloof kan nog zo zwak zijn en teer. Vooral als de zon schuilgaat achter donkere wolken. Als zware stormen de jonge boom heen en weer schudden. Dan komt er nogal eens vruchtrui voor.
Er valt dan veel van de boom af wat niet tot echte vrucht kan uitgroeien. Dan kunnen we wel eens denken dat er niets overblijft. Maar als de boom aan de waterfontein geplant is, zal er zeker vrucht groeien, maar alles op zijn tijd. Vele zijn de tegenspoeden der rechtvaardigen. De stormen zijn niet aangenaam, maar wel nuttig. Er is honing aan de roede. De beproevingen zijn ook het werk van de hemelse Planter. Al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht dragen. Maar alle rank die geen vrucht draagt, die neemt Hij weg.

De storm doet de wortels dieper indringen in de Fontein. Geliefde vrienden, draagt u vruchten door de geloofsgemeenschap met Christus? De Heere plant geen sierbomen in Zijn hof en ook geen wonderbomen. Die vallen onder de categorie van de goddelozen, die niet bestaan kunnen in het gericht noch in de vergadering der rechtvaardigen.
Die kunnen niet welgelukzalig genoemd worden, want zij wandelen in de raad der goddelozen, zij staan op de weg der zondaren en zij zitten in de stoel van de spotters. Breng dan vruchten voort van geloof en bekering waardig.

Ds. H. Hofman (1931-2007)