En hij is een vriend Gods genaamd
“En hij is een vriend Gods genaamd.” Jacobus 2:23b
Er is niets aangenamers dan vriendschap. Het wil zeggen dat er over en weer banden zijn gevallen die niet snel breken. In onze tekst bestaat de vriendschap tussen wel zeer ongelijke personen: God en Abraham. We horen trouwens wel meer in de Bijbel over vriendschap tussen de Heere en een mens, zoals bij Mozes. “En de HEERE sprak tot Mozes aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt” (Exodus 33:11a). Deze omgang ging in het leven van Abraham steeds van God uit. God heeft Abraham in Ur opgezocht, toen hij nog een vijand was. Ook daarna is God altijd weer de eerste geweest Die naar Zijn kind vroeg. In het vragenboekje van Hellenbroek lezen we over de mondelinge aanspraak en de openbaring aan de vaderen. Zo zocht God Abraham op in zijn tent toen de dag heet was. Er is door de jaren heen veel samenspraak geweest tussen God en Abraham. Genesis 18:17: “Zal Ik voor Abraham verbergen, wat Ik doe?” Het was Gods begeerte om Zijn hartsgeheimen aan Abraham bekend te maken. Namelijk dat Hij gedachten des vredes had en niet des kwaads. Soms heeft Abraham tegen het spreken Gods wel wat ingebracht. Bij de ondergang van Sodom had Abraham wel bedenkingen, maar Abraham moest leren dat Gods raad zal bestaan. Vriendschap blijkt ook in uren van gevaar. Als er gevaar dreigt, staan goede vrienden elkaar bij. Zo zien we dat de Heere dikwijls te hulp kwam om Abraham in bange uren te bevrijden. Eens ontkwam hij ternauwernood uit de handen van Farao die Sara tot vrouw wilde nemen. Maar God ontfermde Zich over Zijn knecht. Op een ander moment raakte Lot in gevaar bij Kedor Laomer. Maar God gaf Abraham de kracht om Lot te bevrijden. Vrienden beloven elkaar ook trouw voor de toekomst. Zo is God voor Abraham altijd een belovend God geweest. De Heere betoonde trouw tegenover de vele ontrouw van Zijn kind. Eindelijk vervulde God de belofte van een zoon, in wie Abraham van verre de Christus mocht omhelzen. Zo ziet u hier enige bewijzen van het grote wonder van deze tekst. De Heere heeft met Zijn kinderen een vriendschapsverbond. “Hij is het die ons Zijne vriendschap biedt” (Psalm 103).
Deze vriendschap is eenzijdig begonnen, zo zeiden we al. De Schrift zegt het aldus: “Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren” (Romeinen 5:8). En zo was het ook met Abraham. Toen hij door God in Ur werd opgezocht was hij een vijand. Gods liefde vraagt om wederliefde. Christus zei tegen Zijn jongeren: “Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied”. Wat zijn er toch weinig echte vrienden van God meer in ons land. Ons land zit vol met vrienden van de zonde. Of vrienden ook van de tegenwoordige wereld, zoals Demas. Maar als men een vriend van God mag zijn, is men een vijand van de zonde. Wat is dit een gelukkige relatie tot God die wij allen moesten kennen. Bent u een vriend Gods, of nog een vriend van uzelf? Is uw vijandschap tegen God nog nooit gebroken? Want het bedenken des vleses is vijandschap tegen God (Romeinen 8:7). Dan moeten wij nog in ons hart doorstoken worden door het zwaard van Zijn mond. Om de wapens van verzet eens te gaan inleveren en wij voor Hem gaan buigen in het stof. Wat is het onmisbaar om een vriend Gods genaamd te worden. Van geen vriendschap heeft u meer te verwachten. Hoeveel heeft Hij niet al aan uw deur geklopt? Wilt u zo’n grote en eeuwige God dan niet als Vriend hebben? Aardse vrienden stellen teleur. Maar deze God zegt tot al Zijn kinderen: Ik zal u niet begeven en verlaten. Wat zal het straks ook tot troost zijn, als het uur van sterven komt. Om dan te mogen weten: Deze God is onze God eeuwig en altoos en Hij zal ons geleiden tot de dood toe. Amen.
Ds. G. Clements