Sola Gratia

Sola Gratia

“Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave.”
Efeze 2:8

Het levenswerk van Maarten Luther bestond uit lesgeven, vertalen en vooral preken. Toen een student Luther vroeg om een goede homiletische handleiding, antwoordde hij: ‘Ten eerste moet je leren de kansel op te gaan, ten tweede er een poosje op te blijven staan en ten derde moet je leren er ook weer af te komen.’ De student was eerst boos, maar later begreep hij het beter.
De prediking van Luther is Paulinisch. Steeds vanuit de kern: de rechtvaardiging van de goddelozen door het geloof. In elke preek klinkt het ‘sola gratia’, alleen door genade, zoals bij Paulus in Efeze 2:8: ‘want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave.’

Uit genade
In donkere kleuren wordt de doodstaat van de mens getekend: ‘dood door de misdaden en zonden.’ Wat krijgen die woorden een diepe ernst wanneer we zien en bedenken wat de dood is. Een mens buiten God en zonder Christus is een dode. In onze diepe val in Adam zijn we van God afgevallen. De band met God is verbroken. Zo zijn wij in de dood terecht gekomen. Paulus doelt hier op de geestelijke dood. Ook al ademt, ziet, voelt, hoort en tast een mens, maar geestelijk is hij dood. De gevallen mens is doelmisser, loopt constant naast het pad des levens. Is als een blind paard dat naar de afgrond rent. Is op weg naar het graf en de eeuwige dood. Dat is voor altijd gescheiden van God, in de eeuwige nacht, de rampzaligheid. Wij missen het ware, echte leven omdat wij God verlaten hebben. En wie God verlaat, houdt de dood over. De reformator Calvijn zegt: ‘wij worden allen dood geboren en leven dood.’ De zuigkracht van de wereld, de zonde, het eigen ik, heeft ons in de greep.

Dat is nu juist onze dood: God missen, van God weg leven, naar Hem niet zoeken en vragen. De overste van de macht der lucht, de vorst der duisternis, hanteert het dirigeerstokje in ons hart en leven. God rekent ons allen onder de kinderen van de ongehoorzaamheid. Met heel de wereld liggen wij op één grote hoop en zijn verdoemelijk voor God. Wie door de Heilige Geest ontdekt wordt aan zijn bestaan voor God, gaat zien en gevoelen wat Paulus hier schrijft: ‘en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen’ (vers 3). Ook al hebben we altijd op het paadje van de kerk gelopen, zijn we onze opvoeding trouw gebleven en weten we precies waar het in de Reformatie om ging en staan we uit overtuiging in deze traditie.

Door het ontdekkende werk van Gods Geest gaan we de werkelijkheid, onze schuld en verlorenheid zien. Dat we kinderen des toorns zijn, het leven missen en middenin de dood liggen. We leren persoonlijk de donkere kant van Efeze 2 kennen.
Dan keert het om! ‘Maar God, Die rijk is in barmhartigheid…’ (vers 4, 5). Er is genade! Paulus brengt zalig worden helemaal terug tot Gods genade (vers 8). Genade, dat is krijgen wat je niet verdient en niet krijgen wat je wel had verdiend. Het is genade om genade te ontvangen. Dat is zalig worden uit het geloof. Want geloof is geen prestatie, geen verdienste. Het is genade, Gods gave! Daar horen lege handen bij, bedelaarshanden.

Alleen genade
We zien hier ook dat ‘sola gratia’ nauw samenhangt met ‘sola fide’. Het zijn twee kanten van dezelfde zaak. Paulus schrijft: ‘alle mensen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is’ (Romeinen 3:23, 24).

Genade is de vrije gunst die eeuwig God bewoog. Wat een wonder dat er genade voor verloren zondaren is. Zoals het geloof staat tegenover de goede werken, zo staat de genade tegenover de verdienste. Genade is uit de aard der zaak vrije genade. Als er in de mens iets van verdienste zou zijn, dan zou genade geen genade meer zijn. Daarom staat de prediking van de genade ook altijd tegen de donkere achtergrond van de volstrekte verdorvenheid en verlorenheid van de mens.

Als zonde geen zonde is, kan genade geen genade zijn.

Daarom wijst Paulus zo nadrukkelijk in Efeze 2 op het donkere eertijds van de Efeziërs.

Luther heeft in zijn eigen hart en leven deze verlorenheid ontdekt. De weg die Rome leerde bracht hem geen stap verder. Hij biechtte, bad, zocht bemiddeling van 21 heiligen, drie voor elke dag van de week. Hij ging het klooster in om heel zijn leven aan God en godsdienst te besteden. Het monnikendom was immers de wijkplaats tot verkrijgen van eeuwig heil. Geen mogelijkheid van zelfonderzoek liet hij ongebruikt. Maar hij vond geen rust! Hij greep de gelegenheid met twee handen aan om naar Rome te reizen en de heilige plaatsen te bezoeken. Maar hij kwam er geen stap verder mee. Zo moest Luther leren dat genade echt pure, vrije genade is.

De Reformatie heeft tegenover Rome de gedachte afgewezen dat de mens de genade een eindje tegemoet zou moeten komen met zijn goede werken. Of dat de Heere op allerlei manieren uitgelokt zou moeten worden om genade te betonen. Op uiterst bevrijdende wijze is het volle accent gelegd op de genade. Romeinen 11:6: ‘En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer. En indien het is uit de werken, zo is het geen genade meer; anderszins is het werk geen werk meer.’
Deze genade is uit God. Uit de verdiensten van Christus. Toegepast door de Heilige Geest. Hier is God de God van volkomen zaligheid. Hij is altijd de Eerste. God zoekt de mens en dan pas en van daaruit gaat de mens God zoeken! Dat is niet alleen afsnijdend, maar tegelijkertijd ook bevrijdend.

Wat betekent deze belijdenis van het ‘sola gratia’ voor u, jou? De reformatie bracht de soevereiniteit van God weer in het Bijbelse licht. God en mens zijn geen compagnons die tot een akkoord moeten komen. Of erger nog: God die afhankelijk van de mens wordt gemaakt. Dat Zijn genade stil staat, niet werken kan, als wij niet willen.
Het wonder is dat God verlorenen zoekt. Dat Hij vraagt naar degenen die naar Hem niet vragen. Dat Hij door Zijn alles overwinnende genade gewillig maakt om uit genade zalig te worden. Dan stemt de geredde en getrooste zondaar er hartelijk mee in: ‘het is Gods gave!’

Genade maakt bescheiden en ootmoedig. Deze leer en beleving maakt van ons geen grote, parmantige christenen. Hier kan alleen Christus groot zijn. Onze theologie wordt dan die van Luther, dat is de theologia crucis! Het belijden van ‘sola gratia’ leidt niet tot lijdelijkheid. Maar tot lijdzaamheid, dat is volharding in waken en bidden wat uitloopt op de roem in God: uit genade zalig worden!

Ds. W. Harinck