Beloften voor gezinnen

Soms kan een psalmvers in de kerk je zo verrassen, dat je verder wil lezen. Wat staat er nog meer?  Zo ook na het zingen uit psalm 115.

Wat een bemoediging mogen we daar lezen in de Bijbel voor gezinnen! Voor het huis van Aaron. Voor het huis van Israel. Voor iedereen die op de Heere vertrouwt. Hij is hun Hulp! Hij is hun Schild! Wat een belofte van God!

Het gaat nog verder. De Heere heeft aan ons gedacht! Hij zal ons zegenen! Het huis van Israel,  het huis van Aaron,  maar ook ons,  als wij op Hem vertrouwen! En die belofte geldt ook voor onze kinderen. Er staat zelfs dat het wordt vermeerderd!

Wat houdt die zegening in? Ik denk aan de zegen die we elke zondag mee krijgen. De Heere zegene u en Hij behoede u, de Heere doe Zijn aangezicht over U lichten en zij u genadig ,  de Heere verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede! 

Daarin komt ook weer terug dat God onze Hulp en Schild wil zijn. Dat Hij ons ziet en aan ons denkt. Dat Hij genadig is en vergeeft. Dat Hij wijsheid geeft en vrede. Wat een zegen!

Ik denk dat ik vaak niet beseft heb, Wie God voor ons wil zijn. Een God Die ons ziet, aan ons denkt, ons helpt,  ons beschermt, ons wijsheid geeft. Hij kijkt naar ons uit om Zijn zegeningen te geven. Vertrouwen we dat Hij dat doet? Willen we Hem in vertrouwen nemen?  Onze vragen met Hem delen? Of kijken we nog naar afgoden op wie we kunnen vertrouwen, zoals we lezen in de vers 4-9. Het loopt op niets uit!

Het slot van psalm 115:

We zullen de Heere loven!  Nu en tot in eeuwigheid!

Dat is het doel van ons leven,  ook in onze gezinnen. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen! En daarom wil Hij ons ook horen en geven wat we nodig hebben.

 De heerlijkheid des HEEREN

  1. Niet ons, o Heere! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil.
  2. Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God?
  3. Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.
  4. Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen;
  5. Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet;
  6. Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet;
  7. Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel.
  8. Dat die hen maken hun gelijk worden, en al wie op hen vertrouwt.
  9. Israel! vertrouw gij op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild.
  10. Gij huis van Aaron! vertrouw op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild.
  11. Gijlieden, die den Heere vreest! vertrouwt op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild.
  12. De Heere is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israel zegenen, Hij zal het huis van Aaron zegenen.
  13. Hij zal zegenen, die den Heere vrezen, de kleinen met de groten.
  14. De Heere zal den zegen over ulieden vermeerderen, over ulieden en over uw kinderen.
  15. Gijlieden zijt den Heere gezegend, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft.
  16. Aangaande den hemel, de hemel is des Heeren; maar de aarde heeft Hij den mensenkinderen gegeven.
  17. De doden zullen den Heere niet prijzen, noch die in de stilte nedergedaald zijn.
  18. Maar wij zullen den Heere loven van nu aan tot in der eeuwigheid. Hallelujah!